Het is mij wederom een grote eer u namens de Surinaamse Orde van Advocaten bij de gelegenheid van de opening van het zittingsjaar toe te mogen spreken. Het is deze keer bovendien extra bijzonder omdat het de laatste keer is dat de Raad van Bestuur van de Orde in haar huidige samenstelling deze bijeenkomst bijwoont. Volgend jaar zijn er namelijk niet alleen verkiezingen voor de leiding van ons geliefd land, maar zullen in maart 2025 de advocaten ook naar de stembus gaan om te kiezen voor een Deken en een Raad van Bestuur die onze Orde de komende 3 jaren zal mogen leiden en zodoende helpen vorm te geven aan de toekomst van dit mooie beroep.
In het besef dat aan onze bestuursperiode binnenkort een einde komt, bekeek ik bij de voorbereiding van deze speech de toespraken die ik bij eerdere gelegenheden namens onze Orde heb mogen voeren, maar las ik ook opnieuw het document met onze speerpunten waarmee wij in 2022 campagne voerden voor onze verkiezing.
Zo aan het eind van je bestuursperiode past het immers datgene dat achter je ligt te evalueren. Wat ging goed en wat kon beter? Staat u mij dus toe om vandaag niet alleen te reflecteren op het afgelopen zittingsjaar maar in mijn toespraak een ruimere periode te bezien, namelijk de termijn van de Raad van Bestuur.
Wij begonnen ons termijn met de volgende speerpunten:
- Oplossen van het probleem van de Kosteloze Rechtsbijstand
- Ondersteuning van jonge advocaten
- Waarborging van kwaliteit
- Interne communicatie en transparantie
- Bevorderen van participatie en eenheid
- Versterking van de werkrelatie met ketenpartners en alignment van werkprocessen met die (en andere) partners.
Deze 6 speerpunten hebben in de afgelopen periode de basis gevormd voor de activiteiten van de Raad, hetgeen ook was te merken in mijn verschillende toespraken, ook die ter gelegenheid van de opening van het zittingsjaar. Terugkijkend kan gesteld worden dat de Raad hard heeft gewerkt aan de realisatie van deze punten, alhoewel niet op alle fronten evenveel succes is behaald.
Er zijn forse stappen gezet met betrekking tot de vergoeding van door de Staat gefinancierde rechtsbijstand, een proces dat reeds werd ingezet door voorgaande Raden maar toch nog het leeuwendeel van onze zittingsperiode in beslag heeft genomen. Terugkijkend merk ik dat ik het in elke speech en elk publiek optreden het erover heb gehad. Het bleek zelfs nodig dat collega’s de dienstverlening moesten stopzetten. Thans kunnen we gelukkig stellen dat in elk geval voor strafzaken aanvaardbare bedragen zijn vastgesteld. De vergoedingen voor civiele zaken zijn – hoewel door de Minister van Justitie en Politie wel aangepast, nog niet op het niveau waar we ze willen hebben.
Toch zijn we hoopvol gestemd en wij verwachten dat het actualiseren van de vergoedingen voor de gefinancierde rechtsbijstand geleidelijk aan een nieuwe belangstelling voor de sociale advocatuur teweeg zal brengen en voor dit moment de beschikbaarheid van rechtsbijstand voor de doelgroep overeind houden. Het blijft een aandachtspunt, en wij zullen steeds de vinger aan de pols moeten houden om verdere correcties en tijdige verwerking in beeld te houden.
Voor wat betreft de waarborging van kwaliteit heeft de SOVA flink aan de weg getimmerd. Het is u bekend dat wij gewerkt hebben aan de vernieuwing van de Advocatenopleiding, voorheen de Beroepsopleiding voor de Advocatuur geheten. Aan de basis daarvan ligt het door de Ordevergadering genomen Ordebesluit, dat conform de Advocatenwet de contouren voor de opleiding vaststelt. De invoering van de vernieuwde opleiding is met de nodige kinderziekten verlopen en ook nu nog blijft constante evaluatie en bijsturing van belang. Echter mogen wij binnenkort uitzien naar de start van de 2e cohort.
Maar ook voor zij die reeds advocaat zijn blijft permanente educatie noodzakelijk en hebben wij, veelal in samenwerking met het CDR gewerkt aan het aanbieden van cursussen, lezingen en webinars. Daarnaast tracht de Raad met het vastleggen van (soms reeds bestaande) procedures en het ontwikkelen van richtlijnen handvatten te bieden aan advocaten voor de uitoefening van het vak.
Voor wat communicatie en transparantie betreft hebben wij ervoor gekozen daar invulling aan te geven door de advocaten waar mogelijk via email te informeren en zodoende hen op de hoogte te houden van activiteiten, ontwikkelingen en bekendmakingen. Daarnaast is er een speciaal inloggedeelte op de website waarop advocaten e.e.a. nog kunnen nalezen. Om nog beter aan dit speerpunt te kunnen voldoen is onlangs besloten een whatsapp groep te maken voor informatie vanuit de Raad. Op dit moment zijn de advocaten in de gelegenheid zich aan te melden voor die groep, welke nog deze maand een feit zal zijn.
Tenslotte is voor dit speerpunt ook nog verslaglegging van belang: de Raad produceert elk jaar zowel een financieel verslag als een jaarverslag om zodoende aan onze leden rekenschap te kunnen geven. Daarnaast wordt getracht om zoveel mogelijk schriftelijk verslag te doen van de verschillende bijeenkomsten die de Raad heeft en worden de Ordevergaderingen genotuleerd.
Van de overige 2 speerpunten had ik persoonlijk verwacht had dat we daarin grotere stappen gezet zouden hebben dan bij evaluatie blijkt: het bevorderen van eenheid en participatie had beter gemogen. Het is de Raad onvoldoende gelukt om alle leden te bewegen om optimaal te participeren en als een eenheid te fungeren. Misschien is het toch waar wat ze zeggen? “Two lawyers, at least three different opinions!” In elk geval zal de komende Raad hier wederom extra aandacht voor moeten hebben.
De grootste uitdaging in ons bestuurstermijn, maar ook in het afgelopen zittingsjaar bleek toch met betrekking tot het laatste speerpunt en wel het aspect van alignment of afstemming van werkprocessen van de advocaat met ketenpartners en andere actoren binnen de rechtspleging. Hoewel we veelvuldig overlegmomenten hebben waarin goede gesprekken gevoerd worden met de verschillende actoren, blijkt het in de praktijk toch een uitdaging dat rekening gehouden wordt met het werk van de advocaat. Dat heeft mij eerlijk gezegd verrast en ik zal u ook aangeven waarom.
De plaats van de advocatuur binnen ons rechtsbestel is bij Grondwet voorzien. Die plaats is er niet om de advocaat in persoon privileges, status of invloed toe te kennen, maar de aan de advocaat toegekende bevoegdheden zijn er als laatste linie van verdediging van de rechtzoekende. Het gaat om bevoegdheden die geen andere of mindere plek behoren in te nemen dan van de overige actoren binnen de rechtspraktijk of daaraan gewicht zouden moeten inleveren.
Je gaat er als advocatuur vanuit dat alle actoren binnen de rechtspleging, en binnen de rechtstaat (dus ook overheidsinstanties en ambtenaren) zich bewust zijn van de bijzondere plek die de advocaat behoort in te nemen binnen het rechtsbestel en dat het daarom belangrijk is dat de advocaat “privileges” heeft (voor zover je die überhaupt zo moet noemen), niet voor zichzelf, maar om zich op een adequate manier van zijn grondwettelijke taak te kunnen kwijten, steeds in dienst van de rechtsstaat.
Het is dan teleurstellend en vermoeiend als blijkt dat de advocatuur voor bijna elk onderdeel van het instrumentarium in gesprek moet, moet onderhandelen, vechten of soms bedelen. En zo hebben we in de afgelopen periode gesprekken moeten voeren over zaken die ons vanzelfsprekend leken, maar dat in de praktijk niet blijken te zijn.
Ik geef u daarvan enkele voorbeelden. We moeten het CBB ervan zien te overtuigen dat het toch echt van belang is dat advocaten kunnen beschikken over uittreksels omdat de Rechter verwacht dat we de juiste persoonsgegevens noemen in onze rekesten of dat het toch echt noodzakelijk is dat we kunnen beschikken over akten. Neen, dat staat niet in de wet, maar het vloeit voort uit de taak van de advocaat en de verwachting van de Rechter in de te voeren procedure. Gelukkig hebben we met het CBB voor nu een middenweg kunnen bespreken, maar ik verwacht toch dat het laatste woord hierover nog niet gezegd is.
We zijn in gesprek gegaan met het Ministerie van Onderwijs over de vraag of advocaat-stagiaires niet in aanmerking zouden moeten kunnen komen voor de studieleningen via het NOB. Ook dit blijkt niet zo eenvoudig te zijn als wij dachten en zullen we nu het Ministerie ervan moeten zien te overtuigen dat studiefinanciering ook voor het beroep van advocaten van belang is.
Binnenkort moeten we helaas ook in gesprek met het Hof over de toekenning van parkeerplekken bij Strafzaken. Kortgeleden hebben wij namelijk vernomen dat de parkeerplekken rond kanton Strafzaken gereserveerd zijn voor bepaalde functionarissen en dat er voor de advocatuur maar 2 plekken beschikbaar zijn. Het klinkt triviaal, een parkeerplek, maar als u daarbij in gedachten houdt dat het werk van de advocaat het noodzakelijk maakt dat hij op sommige dagen continu heen en weer moet rijden, waarbij er kans is dat hij te laat aankomt omdat de behandeling van een vorige zaak weer eens uren later plaats heeft gevonden dan gepland, dan kunt u misschien wel begrijpen dat het niet al te lang of al te ver hoeven te zoeken naar een parkeerplek, ineens wel heel belangrijk wordt.
Vechten voor al deze randvoorwaarden voelt aan als vechten voor erkenning voor het beroep en dat is vermoeiend, vooral als je ervan uitgaat dat die erkenning vanzelfsprekend zou moeten zijn. Dat andere actoren het belang van de advocatuur vanzelf zouden moeten inzien en daar vanuit zichzelf aan zouden moeten denken. Wanneer de advocaat in werkelijkheid achterhoedegevechten aan moet gaan voor zaken die vanzelfsprekend behoren bij het instrumentarium, zijn de rechtzoekende en de rechtsstaat de uiteindelijke verliezers.
Toch ben ik niet pessimistisch, maar blijf ik goede hoop houden dat we in samenspraak met elkaar tot goede oplossingen zullen komen. Het hoger aantal contactmomenten tussen de rechterlijke macht en de advocatuur als beroepsgroep als het om uitdagingen en knelpunten gaat die in beleidsmatige zin bespreekbaar gemaakt kunnen worden heeft sowieso de waardering van de advocatuur en kan leiden tot een daadwerkelijk effectievere omgeving, die uiteindelijk de rechtzoekenden ten goede komt.
Thans wil ik de Orde van Advocaten in cijfers met u delen, alsmede een overzicht van activiteiten in het afgelopen zititngsjaar.
INSERT POWERPOINT
Blik op de toekomst
Onze veranderende samenleving, de nieuwe regelgeving en de vooruitzichten op groei vragen van ons allemaal inspanningen. Inspanningen om de rechtzoekende van dienst te kunnen zijn. Inspanningen om onszelf en elkaar scherp te houden. Inspanningen om integriteit en deskundigheid in die veranderende omgeving vast te stellen, zodat wij integriteit en deskundigheid kunnen bewaken en kunnen aanbieden.
Dit zittingsjaar ziet veel van waar lang over gesproken is bij onze voordeur en op ons bureau belanden. De horizon bereikt de voordeur en planning wordt realiteit. Het familierecht, het verbintenissenrecht, het goederenrecht ondergaan allemaal veranderingen, terwijl het tijd zal vergen eer de burger tot zich heeft laten doordringen hoe anders sommige van de regels aan het worden zijn. Ook het procesrecht en daarmee de wijze van procederen ondervindt de nodige aanpassingen, wat op hele concrete manieren het werk voor ons allemaal verandert.
De onlangs getekende FID geeft uiting aan de versnelling van hetgeen wij al langer waarnemen: het meer internationaal worden van het karakter van ons rechtsbestel. Dit betekent dat taalkennis en vertolking, culturele bruggetjes en de rechtstradities en verwachtingen die vreemdelingen meenemen naar ons rechtsbestel relevant zijn/worden in ons werk. Er wordt behalve de digitale vertaalslag van de advocaat gevergd dat het verstaanbaar maken en overbrengen van informatie, advies en van de zakelijke afspraken plaatsvindt binnen een context die ook die groepen aan cliënten vooruithelpt.
En dan is er nog de uitdaging van scherp politiek onderscheid en de rol van partijpolitiek in ons maatschappelijk verkeer, zeker met verkiezingen op komst. De beleving van burgervrijheden, de botsing van rechten van de een met verplichtingen ten opzichte van de ander, het rechtvaardigheidsgevoel ten opzichte van de realiteit van rechtspraak hebben allemaal invloed op ons werk, en wordt zichtbaar in het soort zaken die er op ons bureau komen te liggen. Ons werk voltrekt zich niet in een vacuüm en de belangstelling van media voor rechtspraak en de bereidheid om inhoudelijk, personen belast met het werk van rechtspraak aan alle zijden van de tafel te bespreken, maken het er niet eenvoudiger op. De zichtbaarheid en uitleg vanuit de persrechters, is een welkome ontwikkeling op dit gebied die toegankelijkheid en waardering van de rechtsgang ten goede komt.
De veranderende regels en het veranderend werk scheppen de noodzaak voor onze beroepsgroep om de heroriëntatie op gedragsrecht en op tuchtrecht, te codificeren in ere-regels die een reflectie zijn van onze eigen tijdsgeest, ons gedeeld rechtsgevoel en een juiste balans. Een balans tussen rechtvaardige beginselen en de realiteit van de alledaagse praktijkvoering moet gevonden worden. Een balans tussen aspiraties en harde, maar noodzakelijke ordening, moet het regelgevend kader vernieuwen en meer aanwijzing geven aan de advocaat in de uitoefening van het beroep.
Ook wil ik aandacht vragen voor de infrastructuur en de uitvoering van rechtsmaatregelen en rechtsgevolgen, zoals die voortvloeien uit voorlopige voorzieningen, rechtspraak en besluiten. Met een uitspraak in de hand, realiseren wat door de rechterlijke macht bepaald is, vereist infrastructuur, medewerking en de aanwezigheid van vertrouwde en betrouwbare instituten, accommodaties, instanties, faciliteiten, personen met autoriteit en medewerking en communicatie op al die gebieden.
Of het nu gaat om jeugdinstanties, curatoren, bewindvoerders, sociaal maatschappelijk werkers, de medewerking van de Sterke Arm, vervoer van gedetineerden, onderlegde en opgeleide handhavers van beschermingsbevelen, tijdige verwerking van de consignatiekas, bewaarders bij beslaglegging, douaniers, huizen van bewaring, de papieren realiteit van een beschikking of een vonnis vereist in de fysieke, feitelijke wereld personen binnen organisaties, die beslissingen van de rechterlijke macht weten te interpreteren, te respecteren en tot een realiteit weten te maken. Voor ons allen is de taak weggelegd, dat gedeelte van de praktijk, de vereiste aandacht en de nodige middelen toe te kennen.
Tot slot wil ik wederom mijn dank uitspreken aan het Hof van Justitie, niet alleen voor de gastvrijheid van vandaag, maar ook voor de samenwerking in de afgelopen periode. Aan de aanwezigen, dank voor uw aandacht. Ik wens u vastberadenheid in het werk en geluk in uw tijd met datgene en diegene, die u in staat stellen het werk te doen.