Toespraak van de Deken van de SOVA bij de toelating van nieuwe advocaten op 28 augustus 2024

Vandaag is aan mij als Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten de taak – en het genoegen – het woord te voeren bij de toelating van 9 nieuwe advocaten. Het is mij een eer u namens alle leden van de Orde van harte welkom te heten tot onze Orde van Advocaten en u te feliciteren met deze mijlpaal.

2024 is een jaar vol gedenkwaardige momenten. Niet alleen viert het Hof van Justitie dit jaar haar 155-jarig bestaan, ook de Surinaamse Orde van Advocaten mag dit jaar stilstaan bij haar twintigste levensjaar. We zeggen ‘stilstaan’ omdat de omstandigheden van het werk, het woord ‘viering’ niet altijd de volledige lading laat dekken. Toch mogen we ons verheugen in het bestaan van de SOVA zoals we onze organisatie ook noemen, stilstaan bij het verleden en plannen maken voor haar toekomst.

De Surinaamse Orde van Advocaten werd ingesteld bij wet van 11 maart 2004. Op 2 december 2004 werden de eerste verkiezingen voor de Raad van Bestuur gehouden en werd Mr. Alwin Baarh als eerste gekozen tot Deken van de SOVA. Waren er tot aan de instelling van de Orde 3 organisaties waar advocaten lid van waren, met de nieuwe wet ontstond er 1 vertegenwoordigend orgaan voor alle advocaten in Suriname. Alle reeds toegelaten advocaten werden automatisch lid en voor nieuwe advocaten gold en geldt dat zij door hun toelating van rechtswege toetreden tot de Orde.

Uit oude krantenberichten, maar ook uit het onlangs door het Hof van Justitie uitgegeven gedenkboek is te halen hoezeer de advocatuur haar taak als waakhond van het recht en van de rechtstaat serieus neemt, niet alleen in de afgelopen 20 jaar, maar ook nog voor het bestaan van onze organisatie. De advocatuur schroomt niet zich uit te spreken over misstanden binnen het rechtssysteem of om zaken aan te kaarten die de rechtstaat (kunnen) ondermijnen. Verscheidene Dekens hebben zich in de achter ons liggende jaren uitgesproken als bleek dat de stem van de advocatuur noodzakelijk was. Dat is een taak die wij als Orde moeten blijven vervullen.

Met uw toelating treedt u toe tot een waardige en dynamische organisatie. Een organisatie die ons allen nodig heeft om het vele werk te verzetten dat de Orde als geheel en haar leden afzonderlijk, raakt. Het op een goede manier kunnen functioneren van advocaten is wat ons betreft een condition sine qua non voor het voortbestaan van de rechtstaat en daarom is het van belang dat wij ons allemaal inzetten en vanaf vandaag geldt dat ook voor u.

Er zijn wat triomfen, waaronder een vernieuwing van de tarieven voor de door de Overheid gefinancierde rechtsbijstand, waar de Orde en de overige actoren jarenlang over in gesprek zijn geweest. U heeft mij in de afgelopen jaren keer op keer gewag horen maken van de ongewenste toestand die de achterhaalde tarieven veroorzaakten en ook voorgaande Dekens hebben dit probleem meerdere malen aangekaart. Het verheugt mij dan ook ten zeerste dat ik bij de gelegenheid van een beëdiging eindelijk melding mag maken van positief nieuws op dit vlak.

Rechtstoegang op de wijze zoals de grondwetgever het bedoeld heeft, is afhankelijk van een gelijkmaker. Een gelijkmaker die rechtsbijstand, kwalitatieve rechtsbijstand, binnen het bereik van de rechtzoekende en een enigszins redelijke vergoeding, binnen het bereik van de advocaat die nog het sociaal hart op kan brengen om op deze wijze bijstand te verlenen, brengt. Dat sociaal hart heeft in de afgelopen jaren beproevingen moeten doorstaan, maar kan dankzij de vernieuwing, waaraan lang en hard door de Orde is gewerkt, hoopvol voortgaan met het verrichten van deze werkzaamheden.

U hoort mij consequent spreken van “door de Overheid gefinancierde rechtsbijstand” in plaats van het ingeburgerde “kosteloze rechtsbijstand”. Ik doe dat bewust omdat de bijstand nooit kosteloos is of is geweest. Er heeft altijd een prijskaartje aan gehangen en in de achter ons liggende jaren werd die helaas steeds betaald door de advocaat. Het gebruik van deze terminologie moet duidelijk maken aan de samenleving waar het kostenplaatje eigenlijk moet worden neergelegd.

Als Orde doen wij een beroep op u, intredende collega, om deze werkzaamheden onderdeel te maken van uw nog in te richten en uit te voeren praktijk. Het verlenen van door de Staat gefinancierde rechtsbijstand houdt ons met beide benen op de grond, laat onze gedachten gaan over onderdelen van de praktijk, waar we niet allemaal even snel terechtkomen en voorziet de rechtzoekende van voldoende keuze om er niet alleen voor te staan, wanneer de beproevingen zich aanmelden.

U heeft mij net horen spreken van een dynamische organisatie. Die dynamiek wordt in zekere zin ook bepaald door de steeds veranderende omgeving.

Met ruim zesduizend wettelijke bepalingen aan vers inkt, doet binnenkort het Nieuw Burgerlijk Wetboek de intrede. Met gevolgen voor het procesrecht, het materieel recht en het meta juridische, neemt onze taak als vertolkers van regel naar praktijk en van praktijk naar toepassing, net als onze taak als gids door het onbekende, toe in noodzaak en in omvang. En zoals van de tolk begrip van de taal verwacht mag worden en van de gids, bekendheid met de af te leggen weg, zullen wij ons als eersten moeten bezighouden met de materie waarin wij anderen wegwijs zullen moeten zien te maken.

Wij kunnen dat schoorvoetend of energiek doen. We kunnen het klakkeloos of kritisch doen. We kunnen het eenzaam bij kaarslicht of gezamenlijk bij het kampvuur doen. Hoe meer wij als actoren binnen het recht, durven te onderkennen, dat wij voor een gedeelte een weg asfalteren waar we tegelijkertijd overheen proberen te rijden, hoe meer wij bij de aanleg van de weg een actieve rol kunnen oppakken om rechtszekerheid als grondbeginsel in het geheel te behouden.

Als beroepsgroep moeten we onszelf daarnaast luidop de vraag stellen of het kiezen en mogen voeren van de naam van bepaalde specialismen, niet beter bij de tijd en bij het vernieuwd burgerlijk rechtsbestel past, dan de visie die onze collega’s er in de jaren 50 van de vorige eeuw op na hielden, toen het specialismeverbod in de ereregels verwoord werd.

Wij moeten ons ook durven af te vragen of andere zaken, zoals het vertellen aan de gemeenschap, wie van ons waar te vinden is en waarvoor, nog wel het taboe moet zijn dat de ere-regelen ervan maken. Verhoudt de vrije markt zich nog wel met een aantal van de geboden en verboden, die de werkwijze van toen een handjevol praktizijns hebben gecodificeerd in een grijs en ver verleden, en dat het bestaan van de Orde, predateert? Stroken de regels nog met een steeds sneller veranderende samenleving met mondige cliënten die zich bovendien al hebben ingelezen in de materie voordat ze op de deur van de advocaat kloppen? De advocaat moet durven, de advocaat moet studeren en de advocaat moet ook het oor te luister blijven leggen.

Aan u, de nieuwe advocaten, de oproep het veranderend vak binnen een veranderend rechtsbestel, met maatschappelijk besef en een open vizier voor wat betreft kennisuitwisseling te benaderen.

Tot slot mijn hartelijke gelukwensen aan de toegelaten advocaten, hun familie en andere naasten. Ik heet u namens de SOVA een warm welkom in het ambt.

Wij danken wederom voor de gastvrijheid van het Hof van Justitie en de bereidheid van het Openbaar Ministerie de toelatingen van vandaag mogelijk te maken. En aan alle aanwezigen, dank voor uw aandacht.

Namens de Surinaamse Orde van Advocaten,

Elleson Fraenk

Deken