Geachte aanwezigen,
Hoewel ik mij vereerd en verheugd voel dat ik vandaag wederom het woord tot u mag
richten is het met teleurstelling dat ik het vandaag in mijn speech weer zal moeten hebben
over het uitblijven van een adequate verhoging van de vergoeding aan advocaten die
kosteloze rechtsbijstand verlenen. Vanaf mijn aantreden als Deken in maart 2022 heb ik
het bij elke officiële gelegenheid moeten hebben over de kwestie van de te late uitbetaling
van de veel te lage vergoedingen aan advocaten. Keer op keer heb ik onder de aandacht
gebracht dat het voor de advocaten niet is vol te houden hun dienstverlening voort te
zetten als zij bijvoorbeeld een vergoeding van SRD 0,55 per verreden km ontvangen. In
elke speech heb ik gewezen op de urgentie van deze kwestie. In het Sranan zouden we
zeggen: “a gersi a plaat fasi”.
En alhoewel ik er eigenlijk moe van word om bij elke speech hetzelfde onderwerp te
moeten aansnijden, ontkom ik er als Deken van de Orde van Advocaten niet aan aandacht
te blijven vragen voor deze kwestie. Het systeem van gefinancierde rechtshulp is namelijk
onlosmakelijk verbonden met de toegang tot recht van elke burger, ook degenen die niet in
staat zijn zelf een advocaat te betalen. Dit is een fundamenteel recht. Een overheid die
zichzelf en haar burgers respecteert, een land dat zichzelf een rechtstaat noemt, kan nooit
toestaan dat er burgers zijn die voor de strafrechter verschijnen zonder dat ze over een
advocaat beschikken. Of er bij de civiele rechter alleen voor staan of zich gedwongen
voelen zich te wenden tot anderen die zich als juridische deskundigen uitgeven, maar niet
de opleiding hebben genoten die een advocaat heeft.
En toch geachte aanwezigen, dáár is waar we nu zijn als land.
De collega advocaten hebben per 1 juli van dit jaar besloten geen kosteloze rechtsbijstand
meer te verlenen zolang er geen adequate vergoeding ertegenover staat en de
achterstanden niet zijn ingelopen. Dat deden ze niet zomaar. Dat deden ze na ampele
overwegingen en omdat ze het eenvoudigweg niet meer konden. Advocaten kunnen het
zich niet langer permitteren de Staat Suriname te financieren. De Raad schrok van dit
besluit, want een advocaat die stopt met rechtsbijstand verlenen, dat gebeurt echt niet
zomaar. Dat gebeurt alleen in zeer extreme omstandigheden. Als Orde zijn we solidair met
de actievoerende leden, maar we gingen er stiekem wel vanuit dat de overheid net zo zou
schrikken van de actie en dat er daardoor gauw een oplossing zou komen. Dat gebeurde
niet. Integendeel, de overheid als geheel schijnt niet wakker te liggen van de actie. Geen
enkele paniek, geen enkele urgentie, terwijl we als Staat Suriname nu dus al 3 maanden
fundamentele mensenrechten van onze burgers schenden.
De SOVA heeft in de achter ons liggende periode gesprekken gevoerd met degenen die dit
probleem moeten aanpakken. Daarnaast hebben wij deze kwestie onderzocht en in kaart
gebracht. Het is gebleken dat een specifieke begrotingspost waaruit advocaten die bijstand
verlenen aan minder bedeelden, betaald moeten worden, eenvoudigweg niet meer op de
landsbegroting voorkomt. Als deze advocaten al worden uitbetaald gebeurt dat uit een
grote algemene pot genoemd “sociale uitkeringen” waaruit bijvoorbeeld ook
ziekenhuisbezoek van arrestanten moet worden betaald.
Voor 2022 was er op de begroting voor de post sociale uitkeringen SRD 1 miljoen
opgebracht. Ik wil dit bedrag voor u in perspectief plaatsen. In 2022 zijn naar schatting
2500 toevoegingen geweest die uitgaande van de maximale vergoeding van SRD 600,- de
Staat Suriname SRD1.500.000 zouden moeten kosten. Het bedrag van 1 miljoen is dus niet
eens genoeg voor het aantal toevoegingen, laat staan al de andere zaken die vanuit die pot
betaald moeten worden. De SOVA vraagt zich in gemoede af of de overheid de toegang tot
recht van de burger wel serieus neemt.
Inmiddels heeft de Minister van Justitie bij beschikking van 2 augustus j.l. voor civiele
zaken de tarieven enigszins aangepast en wel naar SRD 2.200 voor de hele zaak, na een
eindbeslissing van de rechter. Dit betekent dat zolang er geen eindbeslissing is in een zaak,
de advocaat niet kan declareren. Hoeveel stukken hij ook geschreven heeft, hoeveel keren
hij de zitting ook bezocht heeft, hoeveel gesprekken hij ook met de cliënt gevoerd heeft en
hoeveel kantoorkosten ook met de zaak gepaard zijn gegaan. Dat wil zeggen dat de
advocaat in de wat gunstigere gevallen na 1,5 jaar kan declareren, maar dat het soms ook
wel 5 jaar kan duren.
Voor 2023 is op de begrotingspost sociale uitkeringen 5 miljoen SRD opgebracht. Alsook
maar een derde van het aantal toevoegingen civiele zaken betreft en we uitgaan van het
aantal geschatte toevoegingen van 2022 dan zou het zomaar kunnen zijn dat er in 2023
ongeveer 850 civiele toevoegingen zullen zijn. Uitgaande van het bedrag in voormelde
beschikking (SRD 2.200) zullen in dat geval de civiele toevoegingen meer dan 1/3e van de
totale pot kosten en dan zijn de straftoevoegingen nog niet aan bod gekomen. Verliest u
niet uit het oog dat uit deze post nog andere zaken betaald moeten worden. Conclusie: het
bedrag op de begroting is te laag.
Daarnaast is ons gebleken dat de Minister niet de bevoegdheid heeft om deze verhoging
voor de bijstand in strafzaken door te voeren. Dit moet op regeringsniveau gebeuren, maar
dat schijnt maar niet van de grond te kunnen komen. Sinds de vorige Raad circuleert er
binnen de overheid een concept Staatsbesluit dat de vergoeding van de advocaten zou
moeten aanpassen. De bedragen die erin genoemd zijn, zijn inmiddels natuurlijk al lang
achterhaald waardoor dit concept ook weer moet worden aangepast. Thans is voormeld
concept staatsbesluit wederom in behandeling. Ondertussen worden de advocaten niet, te
laat of te weinig uitbetaald.
Bovendien ervaren de advocaten bij het declareren nu enorme problemen. Zo hebben zij
enkele jaren de declaraties niet opgemaakt vanwege de hoeveelheid administratie die
daarmee gepaard gaat. Voor het declareren van bedrag van ongeveer Srd 75,- werden veel
meer kosten gemaakt aan papier, inkt, elektriciteit, mankracht etc. De declaraties worden
opgespaard en, wanneer het totaalbedrag kostendekkend is, opgemaakt en verzonden naar
het Bureau Rechtszorg. Thans moeten de collega’s ervaren dat de Staat een beroep doet op
de verjaringstermijn zoals vervat in artikel 1991 van het SBW en geen rekening wenst te
houden met de realiteit. Deze werkwijze keurt de Raad dan ook ernstig af.
Nogmaals wil ik de vraag stellen of de Surinaamse overheid de toegang tot recht wel echt
serieus neemt. Het is duidelijk: Zo kunnen we niet doorgaan.
Ik relateer het voorgaande ook aan de voornemens van het Hof van Justitie en de Minister
van Justitie en Politie om de rechtspraak in letterlijke zin dichter bij de burger te brengen.
Dit is een voornemen dat in het kader van het toegang tot recht absoluut toe te juichen is.
Maar hoe moet dit worden uitgevoerd als de overheid niet eens voor Paramaribo en de
randdistricten fondsen ter beschikking wilt stellen? Uit welke fondsen moeten advocaten
de kosten betalen die zij zullen moeten maken om cliënten in Marowijne en Brokopondo bij
te staan?
De Orde heeft al deze bevindingen (en meer) verwoord in het rapport “Vergoeding
Advocaten in het kader van de Kosteloze Rechtsbijstand” en dit rapport is op 28 augustus
j.l. aan de Minister van Justitie en Politie, de Staatsraad, de Voorzitter van DNA en de
President van de Republiek Suriname aangeboden. Wij hopen oprecht dat de
verantwoordelijken goede nota nemen van het rapport en de bevindingen meenemen in de
besluitvorming.
Afschaffing Digitaal procederen
De advocatuur is gedurende het afgelopen reces geconfronteerd met de afschaffing van het
digitaal procederen. Hoewel niet compleet afgeschaft (het van eis concluderen en stellen
mag nog digitaal) is de boodschap duidelijk: we gaan terug naar fysiek.
De advocatuur is hier niet gelukkig mee: het teruggaan naar fysiek is naar de mening van
de advocatuur een grote terugval. In de digitale wereld waarin wij thans leven is het
eigenlijk ondenkbaar dat wij teruggaan naar de oude manier van dingen doen.
Aan de ene kant hebben wij begrip voor de obstakels die vanuit de units worden
aangehaald: de statistieken vanuit het Hof van Justitie vertonen jaar in, jaar uit, een stijging
van het aantal rechtszaken en dat vertegenwoordigt verhoging van de werkdruk voor het
beschikbaar personeel, de beschikbare middelen en de beschikbare tijd. De bevolking
groeit. En de samenleving juridiseert. Dat heeft goede kanten in de zin van ordening en
rechtszekerheid. Maar daaraan hangt ook een prijskaartje, in de zin van manuren,
werkdruk en kwaliteitsvereisten. Helaas is het Hof, juist in deze situatie, geconfronteerd
met het feit dat het aantal griffiers afneemt en het administratief personeel wegtrekt. Er
zijn minder mensen om het werk te doen dat juist toeneemt.
De Orde begrijpt dat. De werkdruk neemt echter ook voor de advocatuur gestaag toe. En de
rechtzoekende wordt er naar geen van de actoren geduldiger op.
Bij het besluiten over het teruggaan naar fysiek is naar onze mening onvoldoende rekening
gehouden met de advocatuur, en met name de eenpitters. Eenpitters zijn advocaten die
alleen kantoorhouden, weinig tot geen personeel hebben en vooral geen groot budget
hebben om externe klerken te betalen. Door de digitale zittingen waren deze eenpitters in
staat om vanuit hun kantoor de conclusies digitaal aan te bieden en hadden daardoor geen
transportkosten voor het reizen naar kanton, en zij hielden meer tijd over om andere
rechtszoekenden juridische bijstand te kunnen verlenen.
Het teruggaan naar de oude manier heeft consequenties:
Advocaten zullen genoodzaakt zijn wederom urenlang op de zittingen te zijn, terwijl er in
de gebouwen geen aparte ruimte is voor advocaten. Geen enkele mogelijkheid dus voor de
advocaat om deze tijd efficiënt te besteden en aan de andere kant meer benzinekosten. Dit
alles kost geld. De advocaat kan ervoor kiezen de kosten op de cliënt af te wentelen, met
het gevolg dat het honorarium voor velen onbetaalbaar wordt. Of om deze kosten zelf te
dragen, maar dan ten koste van de beschikbare fondsen voor kantoorpraktijk, personeel en
ja, gezin. Welke keus is wijsheid?
Wij spreken dan ook de hoop uit dat het Hof van Justitie terugkomt op dit besluit en het
digitaal procederen wederom invoert. Ja, er zijn haken en ogen, uitdagingen en problemen,
maar laten wij het kind niet met het badwater weggooien. De Orde is bereid om samen met
het Hof de processen en procedures onder de loep te nemen om zo te komen tot een
adequate moderne manier van procederen.
Voor het komend jaar is er veel te doen.
Zo moeten wij advocaten met elkaar in discussie over onder meer de ereregels en of die
nog van toepassing zijn in deze tijd. Ik doel dan met name op het reclameverbod en het
verbod om je specialiteit bekend te maken. De rechtzoekende accepteert niet dat een
advocaat niet kan aangeven waarin hij gespecialiseerd is. En aan de zin van het
reclameverbod valt ook te twijfelen.
Daarnaast zijn wij ons als Raad ervan bewust dat we er nog onvoldoende in geslaagd zijn
de participatie van onze leden te optimaliseren. Dus ook daar is werk aan de winkel.
Genoeg uitdagingen dus, maar uitdagingen die wij met frisse moed en hoop voor de
toekomst tegemoet gaan.
Wij danken voor de gastvrijheid van het Hof van Justitie. Ook aan de aanwezigen, dank voor
uw aandacht. Ik wens u vastberadenheid in het werk en een gezond en voorspoedig nieuw
zittingsjaar.